dinsdag 29 oktober 2013

Een gewone klas


.

vrijdag 17 mei 2013

Je doet ertoe


“Je doet ertoe als leraar”, dat wist ik wel, maar deze week kreeg dat voor mij weer een extra dimensie door de theorie en experimenten van Carol Dweck. Je invloed is namelijk zo subtiel, en tegelijkertijd ook ze stuurbaar. De manier waarop je naar een leerling kijkt bepaalt welke kansen je deze leerling geeft.

Hieronder kort haar theorie, dan een filmpje met een zeer confronterend experiment.

Je kan op 2 manieren naar een leerling (en jezelf) kijken:
  1. Gefixeerde mindset: je bent zoals je bent. Je denkt dat mensen bepaalde talenten hebben, een bepaalde intelligentie die kan niet of nauwelijks kan veranderen. Je kan eruit halen wat erin zit, maar niet (veel) meer dan dat.
  2. Groeimindset: je kan jezelf veranderen. Je denkt dat je talenten kan ontwikkelen, je kan intelligenter worden als je er moeite voor doet, je doet dingen verkeerd maar je kan je verbeteren, door je instelling, door moeite te doen en door instructie en feedback te ontvangen.
En voor het geval je denkt ‘oh ja, ik heb wel een groeimindset’: denk je dat bij alles? Denk je dat je zèlf goed kan worden in wiskunde, in voetballen en/of in viool spelen? Denk je echt dat je lastigste leerling, die je het bloed onder je nagel vandaan haalt, ook de meest gemotiveerde leerling kan worden?

Wat dit betekent in de praktijk van alledag? Kijk naar het filmpje waarin je ziet wat voor invloed jouw mindset heeft op het gedrag en motivatie van de leerling.



Zo subtiel is het dus! Het is bijna beangstigend: zoveel invloed hebben een paar van jouw woorden.

Eén van de projecten van School aan Zet gaat precies over dit subtiele verschil. Een aantal docenten op een viertal scholen experimenteren met nieuw gedrag, allemaal gericht op die groeimindset. Meer weten over deze projecten? Bel of mail Hans van Dijck.  

.

vrijdag 1 maart 2013

U and Me



Je krijgt in de klas boordevol met leerlingen de hele dag zoveel gedrag op je af waarover je een beslissing moet nemen, dat je extreem goed bent (geworden) in het  ‘in actie komen’. Binnen het onderwijs zijn we er als het ware op geselecteerd. Als problemen iets ingewikkelder worden werkt deze strategie alleen niet altijd. Ingewikkelde problemen vragen eerst om contact te maken met de leerling en dat wat er speelt alvorens aan oplossingen te denken. In de ‘theory U’ van Otto Scharmer doet hij uit doeken hoe dit ook voor ons ‘actie-mensen’ mogelijk is: niet in een rechte lijn recht op de oplossing af, maar met een bocht. Om de bocht nemen is het eerst een kwestie van ‘willen zakken’. Een paar manieren om dit te bereiken:
Ten eerste: ben je bewust je eigen stem(men) in je hoofd:

  • De stem van het oordeel: ‘deze jongen is lui’  of ‘dit meisje is achterbaks'
  • De stem van het cynisme: ‘ik ken dit soort types, dat gaat sowieso de criminaliteit in’
  • De stem van de angst: bang om af te gaan, bang om de controle/gezag te verliezen, bang voor het oordeel van mijn collega’s

Ga niet jezelf veroordelen dat die stemmen er zijn…ze zijn er, het enige dat gevraagd wordt is je er bewust van te zijn. Dan verandert er namelijk meteen iets. 






Ten tweede: verhoog het niveau van het gesprek:
1.         Downloaden: vertellen wat je al weet, bevestiging zoeken
2.         Debat: argumenteren, gaten in de redenering van de ander zoeken
3.         Dialoog: het gesprek voeren vanuit wat beide gespreksdeelnemers nodig hebben, je leert van elkaar

Vorig jaar hebben op 3 scholen een flink aantal docenten U-gesprekken gevoerd: ze hebben gepoogd om niet rechtstreeks naar een oplossing te streven, maar de U in te gaan. Met elke leerling zijn 2 gesprekken van maximaal een half uurtje gevoerd in 1 jaar. Het resultaat was verbluffend: deze jongeren hadden een groter gevoel van welbevinden, werden minder gepest en voelden zich veiliger tov controleleerlingen die deze gesprekken niet hadden. En dat in 2 gesprekken!


.

zondag 10 februari 2013

Pesten


Mijn collega John de Haas legde mij het verschil uit tussen plagen en pesten. Als bioloog sprak mij zijn vergelijking zeer aan: “Om een vlinder te worden wurmt het beestje zich met al zijn kracht uit zijn cocon. Als je dat ziet en hem wil helpen door het strakke omhulsel wat los te peuteren, dan sterft de vlinder: het beestje heeft namelijk weerstand nodig om een vlinder te kunnen worden. Het leven van ons is min of meer hetzelfde: we hebben weerstand nodig om groot te kunnen worden”. “Maar” zei hij er dan bij: “je moet het rupsje niet vertrappen”. Van plagen word je groot en weerbaar, maar met pesten vertrap je iemand.

Pesten en plagen, dat is dus een groot verschil. Pesten heeft 3 kenmerken:
1.          Het gedrag is bedoeld om iemand te kwetsen
2.         Herhaaldelijk over een langere periode
3.          Duidelijk machtsverschil tussen dader en slachtoffer

Pesten is niet te verklaren door alleen naar de kenmerken van de dader en slachtoffer te kijken. Pesten heeft meer nodig: pesten is een groepsproces. Dat geeft je meteen ook veel mogelijkheden om pesten aan te pakken. Het beste is natuurlijk voorkómen en dat kan door in de beginfase van een groep flink aandacht te besteden aan 'hoe maak ik een goede groep?'. Als dat stadium voorbij is, en je preventief niets meer kan doen, dan wordt het curatief: kijk en vraag wie van de klasgenoten welke rollen op zich nemen, bespreek met hen deze rollen en laat ook de oplossingen uit henzelf komen. Rene Veenstra, hoogleraar Sociologie en diegene die KiVa (een anti-pestprogramma) naar Nederland heeft gehaald zegt: “Bij pesten is de groep het probleem en voor de oplossing heb je ook de groep nodig”

De volgende hoofdrolspelers bij het pesten:
De dader: meestal ‘gewone kinderen die graag een hoge sociale status wil hebben en geliefd wil zijn. Dat eerste lukt met pesten wel, het tweede niet. Hij heeft een bovengemiddeld gevoel voor wat mensen denken en voelen: hij weet de zwakke plekken van de ander. Hij kent het verschil tussen goed en kwaad wel maar interpreteert gedrag van anderen vaak als vijandig (denkt aan opzet, bv als iemand tegen hem aanloopt). Hij praat het gedrag dat hij doet goed door de schuld van het pesten bij de ander  te leggen (‘ hij begon..’).

De meeloper: die doet enthousiast mee. De dader en de meeloper wisselen vaak van rol.

De aanmoediger: deze kijkt geamuseerd toe en heeft daardoor een cruciale rol: voor de pester is het statusverhogend om de lachers op de hand te hebben.

De buitenstaander: tussen de 25 en 45 procent blijft een buitenstaander. Voor hen geldt: ‘wie zwijgt stemt toe’.

De verdediger: in een groep is ongeveer 15%  een verdediger die gericht is op het goed houden van relaties. De verdediger kan helaas niet altijd de moed opbrengen, hij kan zelf het volgende slachtoffer zijn. Soms kan hij wel de pester troost bieden, dat kan de gepeste meer zelfvertrouwen geven.

Het slachtoffer: die is vaak een beetje anders dan de rest. Een slachtoffer is meestal niet populair en ook niet geliefd. Een slachtoffer kan zelf ook tot pester uitgroeien.

Meer informatie over achtergrond, aanpak en mogelijkheid om in gesprek te gaan via telefoon, mail of chat: www.pestweb.nl

.

dinsdag 25 december 2012

Rossekop

In België proberen ze het zo ...

.

zaterdag 15 september 2012

Detachment


'Gezien worden'... dat is de kracht van de nieuwe film Detachment, sinds deze week in de Nederlandse bioscopen. Het gaat over een docent in een school vol met ingewikkelde leerlingen en dito ouders.
De schoonheid van de film zit ‘m voor mij in de zichtbare kwetsbaarheid van de docent. ‘Wie draagt er hier een last op zijn schouders?’.  De docent steekt als eerste z’n hand op, flink wat leerlingen volgen. Leerlingen voelen zich gezien door hem. Toch worstelt hij zelf tussen zijn betrokkenheid en de  afstandelijkheid, in zijn rol als observator. En met hem zijn collega’s: je ziet iedereen zo op zijn eigen manier omgaan met alle ingewikkeldheden: op school en thuis. Ondanks alle heftigheid een feest van een film!


.