zondag 10 februari 2013

Pesten


Mijn collega John de Haas legde mij het verschil uit tussen plagen en pesten. Als bioloog sprak mij zijn vergelijking zeer aan: “Om een vlinder te worden wurmt het beestje zich met al zijn kracht uit zijn cocon. Als je dat ziet en hem wil helpen door het strakke omhulsel wat los te peuteren, dan sterft de vlinder: het beestje heeft namelijk weerstand nodig om een vlinder te kunnen worden. Het leven van ons is min of meer hetzelfde: we hebben weerstand nodig om groot te kunnen worden”. “Maar” zei hij er dan bij: “je moet het rupsje niet vertrappen”. Van plagen word je groot en weerbaar, maar met pesten vertrap je iemand.

Pesten en plagen, dat is dus een groot verschil. Pesten heeft 3 kenmerken:
1.          Het gedrag is bedoeld om iemand te kwetsen
2.         Herhaaldelijk over een langere periode
3.          Duidelijk machtsverschil tussen dader en slachtoffer

Pesten is niet te verklaren door alleen naar de kenmerken van de dader en slachtoffer te kijken. Pesten heeft meer nodig: pesten is een groepsproces. Dat geeft je meteen ook veel mogelijkheden om pesten aan te pakken. Het beste is natuurlijk voorkómen en dat kan door in de beginfase van een groep flink aandacht te besteden aan 'hoe maak ik een goede groep?'. Als dat stadium voorbij is, en je preventief niets meer kan doen, dan wordt het curatief: kijk en vraag wie van de klasgenoten welke rollen op zich nemen, bespreek met hen deze rollen en laat ook de oplossingen uit henzelf komen. Rene Veenstra, hoogleraar Sociologie en diegene die KiVa (een anti-pestprogramma) naar Nederland heeft gehaald zegt: “Bij pesten is de groep het probleem en voor de oplossing heb je ook de groep nodig”

De volgende hoofdrolspelers bij het pesten:
De dader: meestal ‘gewone kinderen die graag een hoge sociale status wil hebben en geliefd wil zijn. Dat eerste lukt met pesten wel, het tweede niet. Hij heeft een bovengemiddeld gevoel voor wat mensen denken en voelen: hij weet de zwakke plekken van de ander. Hij kent het verschil tussen goed en kwaad wel maar interpreteert gedrag van anderen vaak als vijandig (denkt aan opzet, bv als iemand tegen hem aanloopt). Hij praat het gedrag dat hij doet goed door de schuld van het pesten bij de ander  te leggen (‘ hij begon..’).

De meeloper: die doet enthousiast mee. De dader en de meeloper wisselen vaak van rol.

De aanmoediger: deze kijkt geamuseerd toe en heeft daardoor een cruciale rol: voor de pester is het statusverhogend om de lachers op de hand te hebben.

De buitenstaander: tussen de 25 en 45 procent blijft een buitenstaander. Voor hen geldt: ‘wie zwijgt stemt toe’.

De verdediger: in een groep is ongeveer 15%  een verdediger die gericht is op het goed houden van relaties. De verdediger kan helaas niet altijd de moed opbrengen, hij kan zelf het volgende slachtoffer zijn. Soms kan hij wel de pester troost bieden, dat kan de gepeste meer zelfvertrouwen geven.

Het slachtoffer: die is vaak een beetje anders dan de rest. Een slachtoffer is meestal niet populair en ook niet geliefd. Een slachtoffer kan zelf ook tot pester uitgroeien.

Meer informatie over achtergrond, aanpak en mogelijkheid om in gesprek te gaan via telefoon, mail of chat: www.pestweb.nl

.