zaterdag 31 december 2011

Bij de beesten af ...

Wij wensen alle docenten in 2012 veel lol met pubergedrag
...en om bij de beesten te blijven nog een bladzijde uit ons boekje Knaplastig, lesgeven aan pubers over de frappante overeenkomsten tussen chimp en mens.

.

woensdag 21 december 2011

Scholierenstaking

.

zaterdag 10 december 2011

Analytisch, snel en creatief. Kies het juiste speelveld!

Mensen met autisme hebben een uniek en nauwelijks benut arbeidspotentieel. Volgens mij geldt dat in veel gevallen ook voor autisme en onderwijspotentieel.

.

donderdag 8 december 2011

Onderwijs heeft een revolutie nodig!

En als Sir Ken iets vertelt, dan is dat nieuws. Weer een heerlijk simpele samenvatting over het onderwijs van nu en morgen.

.

woensdag 7 december 2011

Agressiecurve

Afgelopen weekend liep het tussen supporters van FC Utrecht en FC Twente uit de hand.. het journaal besteedde er 10 minuten aan. Waarom laat we ze niet gewoon lekker matten? Dat hebben die jongens nodig. Er heerst een taboe op een robbertje vechten. Angela Crott schrijft in haar proefschrift waarop ze 21 dec aan de Radboud Universiteit gaat promoveren, dat er geen verschil zit in het gedrag van de jongens vroeger en nu maar dat we in de loop van de tijd anders tegen dat gedrag zijn gaan aankijken. Eerst noemden we het ‘baldadig’ als een jongen een ruitje ingooit, nu noemen we het ‘asociaal’.
In de klas heb je ook wel eens een iemand die uit z’n slof schiet. Wat is wijsheid? In ons boekje Knaplastig, lesgeven aan pubers het volgende beeld dat je kan helpen het moment te vinden waarop je in gesprek kan gaan.
dank aan Henno :)

.

dinsdag 15 november 2011

Druk druk druk

ADHD maakt een epidemische ontwikkeling door. Het aantal gediagnosticeerde kinderen is de laatste tien jaar verdubbeld, 5% zou nu ADHD hebben. Als bioloog suggereer ik dat hyperactiviteit dan vast een evolutionair voordeel heeft. Wat voor schoolse zaken soms een lastige eigenschap is, kan in het verdere leven goed van pas komen. Theo Maassen zegt in zijn show ‘mijn vriendin is hoogopgeleid, ik ben snel afgeleid’.
Timo Bolt geeft een mooie historische kijk op ADHD in zijn boek ‘van zenuwachtigheid tot hyperactief’. Ten eerste: drukke kinderen waren er altijd al. We noemden ze zenuwachtig, nerveus, driftig, MDB of ze hadden een ‘moreel-ethisch’ defect. En ten tweede geeft hij adhv de geschiedenis 4 verklaringen waarom er tegenwoordig zoveel meer kinderen het label ADHD krijgen (de 4 M’en):

  1. Mode: zowel in borrelpraat als serieuze media wordt veel aandacht aan hyperactiviteit besteed. Als je druk bent, heb je al snel ‘Adé Ha Dé’ . Het laten testen is dan de volgende stap;
  2. Moderne tijd: in het drukke dagelijkse leven is geen ruimte voor kinderen die extra zorg en aandacht vragen. En: de hoeveelheid prikkels neemt toe, en het is knap als je die kan negeren;
  3. Medische vooruitgang: de medisch hoek weet ADHD beter en eerder te herkennen;
  4. Medicalisering: de medici, ouders en school hebben er baat bij dat de diagnose gesteld wordt. Het label ADHD levert geld op en het is fijn als je zelf niet verantwoordelijk kan worden gesteld voor het wangedrag.

Naast deze, meer theoretische verhandeling over ADHD heeft Trix van Lieshout een klein boekje gemaakt met praktische tips en handreikingen: ‘Druk Druk Druk’ heet het. De ultieme tip is (voor)structureren. Maar als je wilt weten hoe je dat heel specifiek kan doen in een klassensituatie, koop dan het boekje, voor de prijs van 8,50 hoef je het niet te laten.

.

donderdag 3 november 2011

Wilskracht

Het goed kunnen inzetten van wilskracht is belangrijker dan intelligentie om maatschappelijk succesvol te worden. En tegelijkertijd hebben alle mensen ongeveer dezelfde hoeveelheid wilskracht. Deze 2 gegevens kan je inzetten bij je ingewikkelde en/of overbelaste leerlingen. Eerst de uitleg van de 2 constateringen, en dan hoe we het kunnen gebruiken.

Wilskracht is belangrijker dan intelligentie om maatschappelijk succesvol te worden
Een redelijk simpel experiment gestart in 1972 maakte dit duidelijk. Zet een kind in een kamer, en leg een snoepje op tafel. Vertel dat hij/zij dat snoepje mag opeten, maar als dat snoepje er over een kwartier nog ligt, het kind er nog een krijgt. Je snapt dat het ene kind het snoepje sneller van tafel graait dan de ander, en hoe ouder het kind hoe meer wilskracht ze tonen. Na 20 jaar hebben ze de kinderen van toen ondervraagd: diegene die het indertijd een kwartier hebben volgehouden bleken vrijwel allemaal succesvoller op school en in hun werk dan de kinderen die het niet lukte.

Alle mensen hebben ongeveer dezelfde hoeveelheid wilskracht
Wilskracht en doorzettingsvermogen blijken niet te ontstaan uit heroïsche inspanningen, maar uit het goed inzetten van de spaarzame hoeveelheid wilskracht die de mens heeft. Als je veel dagelijkse beslissinkjes (opstaan, tas inpakken) automatiseert en ritualiseert houd je meer wilskracht over voor de zaken die echt belangrijk zijn. Dus je niet elke dag afvragen ‘zal ik mijn tas vanavond inpakken of pas morgen?’ of ‘zal ik nog een kwartiertje blijven liggen of toch al meteen opstaan?’. Als je daar telkens keuzes in moet maken, houd je geen energie meer over voor wat er echt toe doet. In zware omstandigheden blijken regelmaat en rituelen de mens op de been te houden.

Wat te doen met deze kennis?
Belangrijk is dus het inslijpen van routines voor triviale zaken, om vervolgens de wil in te zetten voor dat wat echt belangrijk is. En dat wat echt belangrijk is bereik je in kleine stappen: één ding tegelijkertijd. Niet van een leerling die veel liegt vragen dat hij nooit meer liegt. Dat vraagt teveel wilskracht. Laat hem eerst maar eens voor zichzelf opschrijven wanneer hij een ‘leugentje om bestwil’ maakt.
In computergames worden de technieken toegepast die perfect passen bij deze principes. Vandaar dat kinderen er dol op zijn. Ze maken gebruik van 3 technieken:
1. duidelijke regels
2. hanteerbare en steeds stijgende heldere en haalbare doelen
3. nadruk op beloning van échte prestaties
Denk dus niet bij een leerling dat de wil ontbreekt. Hij heeft grofweg net zoveel wilskracht als jij, alleen zet hij het in voor iets anders. En daar kan je dus in sturen….

Interessant? Lees meer of koop het boek Willpower – rediscovering the greatest human strength- van John Tierney en Roy Baumeister

.

zondag 16 oktober 2011

Meer ouderbetrokkenheid? Zo kan het ook.


(Via Gerard Janssen)

.

donderdag 13 oktober 2011

dinsdag 11 oktober 2011

Opvoedende taken?


Uit onderzoek blijkt dat het overgrote deel van de docenten (97%) vindt dat ze een opvoedkundige taak hebben. Een vreemde vraag, gelukkig dat de meeste docenten hierop ‘ja’ beantwoorden: je bént namelijk aan het opvoeden in de les en op school, of je wilt of niet. Van de leerlingen waren het veel minder die het eens waren met deze stelling: 1/3 deel vindt dat docenten géén opvoedende taak hebben. Bij leerlingen van niet-nederlandse afkomst blijkt dit percentage trouwens groter te zijn dan bij kinderen met een nederlandse afkomst: ‘leraren geven les, opvoeden doen ze hun eigen kinderen’. Gelukkig denkt slecht 7% van de ouders dat zij de enige zijn die hun kind mogen opvoeden. Dat zijn waarschijnlijk onze knaplastige ouders. En het gesprek zou dus daar over kunnen gaan.
Maar ondertussen is de Week van de Opvoeding gestart met naast een website met allelei tips en interessante boeken ook een aanbod aan activiteiten zoals workshops over het puberbrein, leren luisteren tot omgaan met pesten, maar ook het spelen van het complimentenspel.

.

woensdag 5 oktober 2011

Veiligheid

Een gevoel van veiligheid is basisvoorwaarde nummer één om te kunnen leren, voor iedereen. Om een veilige school te creëren denkt de ene docent of schoolleider aan ‘poortjes bij de deur', de ander aan ‘elkaar aanspreken’. Twee verschillende visies. Om het gesprek met elkaar aan te gaan over hoe je gezamenlijk een veilige school kan vormen, kan onderstaand model behulpzaam zijn. Het kan je visie aanscherpen, maar je ook laten zien waar je complementair kan zijn.
Heb je op school wat hulp nodig bij vraagstukken rondom veiligheid, dan kan je nog tot april 2012 aankloppen bij de Kwaliteitsteams Veiligheid die kosteloos advies kunnen geven.

.

maandag 26 september 2011

Leren met een oortje


Hier een voorbeeld van een student die gecoacht wordt. Het lijkt me ook heel goed toepasbaar onder collega's. Bijvoorbeeld een pedagogische kanjer in de school die collega's coacht of een leerlingbegeleider of ambulant begeleider die docenten coacht hoe om te gaan met een ingewikkelde leerling.
Meer info over wat 'synchroon coachen' kan opleveren op de SURFfoundation.

.

dinsdag 13 september 2011

Maatregelenladder

Ken je dit? Je zegt 2 keer achter elkaar in dezelfde les tegen dezelfde leerling "nog één keer en dan verlaat je het lokaal". Je hoort jezelf dezelfde dreiging herhalen, en je voert het niet uit. Je weet meteen dat dit niet gaat werken, maar je weet even niet anders. Als dit je vaak overkomt, dus je schiet te snel in een te zware dreiging, die je ook nog eens niet waarmaakt, maak dan voor jezelf eens een maatregelenladder. Een maatregelenladder bevat dingen die je kan doen/zeggen om leerlingen weer naar het gewenste gedrag te krijgen. In kleine stapjes, zodat je een groot repertoire hebt en je niet meteen naar het uiterste hoeft te grijpen.
Hierbij zo’n ladder…als voorbeeld...elke docent heeft z’n eigen ladder die ‘m past. Idee voor in je team: ieder maakt een eigen ladder en vergelijkt die vervolgens met een aantal collega’s en/of ga eens kijken bij een collega en plaats de (letterlijke!) zinnen van die collega in een dergelijke ladder.

Dit kan ervoor zorgen dat je een minimaal aantal leerlingen uit de les hoeft te verwijderen. Laat het niet meer dan 5 per jaar zijn! Uit onderzoek blijkt dat als je vaker dan eens in de 8 weken een leerling eruit stuurt, het dan geen effect meer heeft op het gedrag van de leerlingen.

.

zondag 4 september 2011

We all want to be young


Hans Kok gaf me deze filmtip. Wouw, dank. Terwijl ik keek bedacht ik me dat dit filmpje zoveel ingangen geeft om als school echt iets te kunnen betekenen voor deze (generatie) jongeren. Zoveel scholen/docenten worstelen met de motivatie van hun leerlingen, en niet alleen met de 'knaplastige'. Dit lijkt me een prachtige film om dat gesprek met je team over motivatie aan te gaan.

.

maandag 29 augustus 2011

Feedback


Ik vraag de laatste tijd vaak aan docenten of ze een leerling die bijna altijd te laat de les binnenkomt, een compliment geven als hij dit keer wél op tijd is. De meeste docenten kunnen een compliment dan niet uit mond krijgen: ‘het is toch normaal dat je op tijd bent’. De kunst van het lesgeven aan voor jou lastige leerlingen is om dat ‘normale’ te zien en te waarderen. Ze ontwikkelen zich het beste als ze, naast grenzen, veel complimenten krijgen, en wel in de verhouding van 1:5.
Ivo Mijland schreef over positieve feedback een artikel in de Prima Onderwijs, net voor de vakantie: ‘als je positieve feedback geeft krijg je het gedrag terug in het kwadraat. Feedback is de Pokon van ons gedrag’. Hij geeft ons een aantal vuistregels:


  1. Geef positieve feedback op wat je echt meent. Het hoeft niet groot te zijn, maar het moet wel écht zijn;



  2. Zoek naar de uniciteit en kwaliteit van elke leerling … ook het grootste schoffie heeft ze;



  3. Geef feedback op gedrag, maar ook op de persoon ‘fijn dat je er bent’. Als de leerling merkt dat hij ertoe doet, rent hij veel harder;



  4. Zeg wat het gedrag van de leerling met jou doet: ‘een mooie vraag, daar word ik vrolijk van’.
Laatst zei een docent mij dat hij een 2-daagse cursus had gedaan in positieve feedback…2 dagen oefenen in observeren en positieve dingen teruggeven: ‘ik kan nu de hele dag complimenten geven, en ik meen het ook, het is niet meer gekunsteld’. Ik heb deze cursus niet via google kunnen vinden, misschien bestaat hij niet meer…maar een paar dagen heel gericht oefenen op school moet ook lukken lijkt me.

.

dinsdag 16 augustus 2011

meisjes- en jongensklassen


Hét discussiepunt bij de start van het nieuwe schooljaar in krant (Trouw en Reformatorisch Dagblad), radio en straks waarschijnlijk op het NOS-journaal, is het punt van aparte lessen voor meisjes en jongens. Voorzitter Wim Kuiper van de Besturenraad (belangenbehartiger van de christelijke scholen) heeft de discussie deze week geopend met het opperen van aparte meisjes- en jongensklassen: “jongens lopen in hun hersenontwikkeling 2 jaar achter bij meiden, daar moet je rekening mee houden bij bijvoorbeeld de taallessen”. Het moet een oplossing bieden voor de hoge uitval van jongens, vooral binnen het VO. Heel interessant.
Een paar meningen op een rij:

  • Onderwijskundige Jaap Dronkers (Universiteit van Maastricht): een goed idee, je kan de didactiek aanpassen aan de specifieke eigenschappen (meisjes zelfstandig werken, jongens doen graag wedstrijdje)

  • Annemarie van Langen (onderzoeker ITS Nijmegen): het ligt meer aan de groepsdruk en verwachtingspatroon ‘meisjes mogen ijverig zijn’, jongens zeggen nu ‘school is not cool’

  • Onderwijskundige Paul Jungbluth (Universiteit Nijmegen): slecht idee, de verschillen zijn zo klein, terwijl de verschillen binnen de groepen groot zijn. De grote hoeveelheid vrouwelijke docenten is eerder debet aan schooluitval

  • Hoogleraar pedagogiek Louis Tavecchio (Universiteit van Amsterdam): geen gek idee. Meiden worden overschreeuwd door jongens. Jongens scoren door zich assertief op te stellen, en meisjes worden beloond omdat ze ijverig zijn. Misschien is er wel een overwaardering van eigenschappen waar vrouwen doorgaans beter in zijn.

Opvallend is wel dat de Nederlandse gewoonte om te determineren en alles in homogene groepen te willen plaatsen weer de kop op heeft gestoken. Ooit een homogene groep voor je neus gezien? Ooit een 4 havo-groep gehad die allemaal hetzelfde niveau hadden en hetzelfde wisten? Je weet zelf ook dat, voor jouw vak, er leerlingen van vmbo-niveau tussenzitten en leerlingen met vwo-capaciteiten. Kinderen die heel veel van het onderwerp weten en kinderen die bij de inleiding het al in Keulen horen donderen. Homogeniteit lijkt de oplossing voor fantasieloze docenten die in de illusie verkeren dat ze het op één en dezelfde manier kunnen aanpakken…en, als de leerling het dan niet kan, kunnen zeggen: ‘dan zit ie hier niet goed’.

Henno heeft op dit blog in april tot juni 2010 in 6 lessen (start les 1) uitgelegd hoe je de beste jongensdocent wordt. Leuk om die er weer eens bij te pakken in deze discussie.

Ps. Als je werkt op een school waar je aparte jongensaanpakken hebt ontwikkeld en het lijkt (of blijkt) te werken: neem dan contact op met Jannet Maréchal.

.

woensdag 3 augustus 2011

Leerkrachten en docenten hebben voorbeeldfunctie bij gebruik van Social Media

door Catharinus Doornbos

Het onderwerp vandaag op Discussie Dinsdag was “Leerkrachten en docenten hebben voorbeeldfunctie bij gebruik van Social Media”. In dit artikel een uitgewerkte samenvatting.
Er wordt vaak gesproken over jongeren, die alles wat los en vast zit maar delen via de Social Media. Velen zijn zich niet bewust van de consequenties, die dat kan hebben. En dus wordt er van scholen verwacht meer aandacht aan mediawijsheid te besteden.

Maar hoe staat het ervoor met de man of vrouw voor de klas? Wat melden zij allemaal via Hyves, Facebook, Twitter, LinkedIn of Google+. Hebben zij de zaakjes wél op orde als het gaat om privicy-instellingen bijvoorbeeld? Welk beeld zetten zij van zichzelf neer met hun uitlatingen, foto’s en filmpjes? Even surfen op het internet levert een wisselend beeld op.

Lees hier verder

Bron: netwijs

.

zondag 17 juli 2011

Tomboy

Behalve een paar schoolleiders en concierges in het noorden van het land heeft iedereen vakantie. Met dit druilerige weer zin in een film? Een aanrader: Tomboy. Over een meisje dat eigenlijk een jongetje wil zijn. Doordat de film het perspectief van het kind kiest, is er weinig drama. Vooral heel veel creativiteit en ontroering. Hij draait nu in Amsterdam (Movies), Den Haag (filmhuis), Rotterdam (Lantaren-Venster), Nijmegen (Lux), Utrecht (Louis Hartlooper) en Brussel (Actor's studio).

.

dinsdag 28 juni 2011

Groepsvorming 5 Afsluiten

Bij de start van dit schooljaar heb ik een aantal posts gemaakt over positieve groepsvorming. Over hoe groepsvorming verloopt en welke invloed je als docent kan uitoefenen om een positieve groep te creëren in de verschillende fases: oriëntatie, normeren, presenteren en presteren. De crux van het verhaal is dat je zorgt dat je met je klassen eerst de normeerfase doorloopt (omgang met elkaar) voordat de presenteerfase (met de bepaling van de rangorde) in alle hevigheid gaat losbarsten. Dat betekent in de eerste weken veel samenwerkingopdrachten in steeds wisselende groepen waarbij leerlingen elkaar leren kennen en waarin je als docent duidelijk aangeeft, voordoet en feedback geeft op hóe leerlingen samenwerken. Het gaat dus over zaken als ‘praten met’ ipv ‘praten over’, hoe kom je tot een goed besluit en op welke manieren kan je iemand vertellen dat hij/zij jouw grenzen overschrijdt.
Deze posts kan je zo weer inzetten na de vakantie (of nú het Handboek Positieve Groepsvorming kopen en het in de vakantie lezen)…maar voordat we weer opnieuw kansen krijgen eerst nog aandacht voor de laatste fase, die zich nu gaat afspelen, vlak voor de vakantie: de afsluiting ofwel de evaluatie.

.

maandag 20 juni 2011

Keuzestress? Het vak van morgen: Kieskunde

Een column van onderwijsjournalist Erno Mijland: leren kiezen.

Welkom in de 21e eeuw. De eeuw waarin je kunt zijn en worden wat je wilt, in alles mag geloven (ook in niets) en overal - tot in elke denkbare virtuele wereld - kunt gaan en staan. Ga je gang, kies zelf maar uit duizenden vervolgopleidingen, vrijetijdsbestedingen, vrienden voor het leven, films of soorten chips.

Keuzestress
Dat genieten valt nog niet zo mee, blijkt al snel. De Amerikaanse wetenschapper Barry Schwartz beschrijft in zijn boek ‘The Paradox of Choice’ hoe dat kan. Hij constateert dat al die keuzevrijheid kan leiden tot keuzestress. Dat heeft onder andere te maken met het idee dat veel keuzes hebben leidt tot hoge verwachtingen bij de keuzemaker. De kans dat de uiteindelijke keuze dan tegenvalt wordt groter. Bovendien: hoe meer opties, hoe kleiner het verschil tussen die opties. En dan is er nog de omgeving die van je verwacht dat je de juiste keuze maakt. Er is immers informatie genoeg om je keuze op te baseren. Waag het niet ongelukkig te worden, want je hebt alle vrijheid om te kiezen. Niet kiezen of je keuzes verbergen? Vergeet het maar. Dit is het tijdperk van de transparantie.

Kieskunde
Onderwijs is bedoeld om jongeren voor te bereiden op een gelukkig en zinvol leven. Niet goed kunnen kiezen staat dat in de weg. Dus moeten we kinderen leren kiezen. Hoogste tijd voor het vak kieskunde, het vak waarin je leert informatie te duiden en argumenten te verzamelen en af te wegen, het vak waarin je jezelf beter leert kennen en uiteindelijk slimmer leert kiezen. Het vak met basismodules als ‘statistiek’ en ‘kritisch omgaan met informatie’, maar ook inspirerende keuzemodules als ‘ethiek’, ‘relativeren’ of ‘werken met een voor- en nadelenbalans’. Een uurtje in de week gedurende een leerjaar moet voldoende zijn. En aan het eind uiteraard een toets met... meerkeuzevragen.

Wat denkt u: zou het vak kieskunde uw leerlingen kunnen helpen?

Lees hier alles over kieskunde

.

woensdag 15 juni 2011

Mijmeringen -4-

Ook als ik vroeg ben, zit zij al op de stoep. School is haar leven, ze is enig kind. Het sigaretje meer tussen de vingers dan tussen de lippen, babbelend met wie dan ook die bij haar komt zitten. Is er nog niemand, dan sms-t ze fiks waar ze toch blijven. Contacten, contacten en nog eens contacten, vrolijk genietend, blij gezicht. School is gewoon leuk.
Het lokaal komt ze altijd flirtend met deze of gene jongen binnen, even aftasten en dan gaat hij toch naast haar zitten. Ik steek daar een stokje voor, ik ken haar al een tijdje en verwijs hem naar een andere tafel. Testosteron en oestrogeen maar even apart dit uur. “Pak je schrift.” Ze kijkt in haar tas en pakt haar uithangende, modieuze, vast dure sjaal en begint daarover te babbelen met het meisje naast haar. “Pakje je schrift, niet je sjaal!” “O, sorry” en ze zoekt verder. Er is genoeg ruimte in het lokaal en ik laat haar een stoel opschuiven. Nu voelt ze zich geïsoleerd, afgesloten van de rest van de wereld en de somberte trekt over haar gezicht.
Ze moeten de aantekeningen van vorige keer leren, ze kijkt in haar schrift, even later dwaalt haar blik doelloos schuin rechts naar beneden en vindt de tafel die ze niet ziet, ze denkt, duidelijk niet aan de leerstof. Ik kijk strak in de richting van haar ogen, geen contact. Ik beweeg mijn bovenlichaam en hoofd, ze reageert als een bewegingssensor en kijkt terug. Ik knik richting haar schrift, met een geluidloos “O, sorry” op haar lippen gaat ze weer leren, als een kluizenaar diep in een bos, de stof vindt ze moeilijk.
Een andere leerling laat een pen op de grond vallen, er wordt her en der gereageerd en in een tiende van een seconde is ze springlevend, haar ogen schieten alle kanten op en ze babbelt en lacht vrolijk mee. Dat is nog ’s wat, een pen op de grond, hoe komt die daar?
“Nu verder met de opgaven uit het boek! …… Hoe ver ben jij?” Ze is bij, ligt zelfs voor. Ze wil wel graag, maar leuk is anders, ze moet er meer voor doen dan anderen en die somberte, daar komt ie weer, blik op oneindig, haar vingers en pen tekenen bloemetjes, zij niet. “Kan je niet verder?” “O, sorry, jawel hoor.”
Ze werkt verder, niet echt van harte, tot de bel gaat, daarna is het pauze en wordt het leven weer even fantastisch.


Hein Bruijnesteijn, docent scheikunde

.

dinsdag 7 juni 2011

"Mediawijsheid, een vak apart!"


Mediawijsheid kan in het (basis- en) voortgezet onderwijs het beste worden aangeleerd via een apart (vak)gebied! De Thorbecke Scholengemeenschap in Zwolle heeft daarom samen met Eye Film Instituut Nederland, Bibliotheek Zwolle en de scholen CSG Comenius (Leeuwarden), het Atlas College (Hoorn e.o.), CSG Bogerman (Koudum) een curriculum Mediawijsheid ontwikkeld voor de leerjaren 1 tot en met 3 van het voortgezet onderwijs. Naast dit lesmateriaal, dat voldoet aan de nodige kwaliteitseisen, is er een overzicht van eindtermen voor Mediawijsheid in het vo beschikbaar alsmede een plan van aanpak voor de invoering van het vak Mediawijsheid binnen de school.

De beschikbaarheid van dit (les)materiaal verlaagt de drempel voor vo-scholen om nu ook met Mediawijsheid aan de slag te gaan.

Op deze site vind je het plan van aanpak, het curriculum VO en het lesmateriaal.Gratis te downloaden!
via mediawijsheid-vo.wikiwijs.nl

Lees ook meer op mediawijsheid.nl

.

zondag 5 juni 2011

Shining eyes, of de essentie van goed leraarschap


DOOR RIKIE VAN BLIJSWIJK
“Je zal toch maar, net als Jesse, nooit gezien worden in je kwaliteiten”, zegt hoogleraar onderwijskunde Fred Korthagen over een leerling over wie geen van zijn leraren iets positiefs kon melden. Tot het één wiskundejuf wel lukte en de relatie duurzaam veranderde. Een avond over flow, het ui-model, groene krullen en Pedagogische Tact: “Ik beweer: de dingen die jullie noemen zijn essentieel voor goed leraarschap. Ik beweer ook: ze zijn nauwelijks in beeld.”


“Laat ik beginnen te zeggen dat ik twijfels heb over onderwijskunde. Ik schaam me vaak voor mijn eigen vakgebied.” Professor Fred Korthagen begint lekker: de wetenschapper, gekomen om legitimatie te geven aan de dagelijkse onderwijspraktijk en aan Pedagogische Tact, zegt het zelf niet te weten. Maar zijn vertwijfeling komt voort uit de kloof die gaapt tussen dat wat onderwijskunde over het algemeen te bieden heeft en zijn persoonlijke ervaring. Als leerling al: “Veel onderzoek heeft weinig relevantie voor het werk in de klas, voor wat het is om leraar te zijn. Al van kinds af aan was ik geïnteresseerd in dat moment dat er iets gebeurt tussen leraar en leerling. In de diepe motivatie die kan ontstaan in hun interactie. In de kwartjes die opeens vallen. Zoiets is zelfs fysiek waar te nemen bij een leerling.” Korthagen vertelt dat hij over dergelijke waarnemingen niets kon vinden in de vakliteratuur. Op een Amerikaans congres begreep een vakgenoot precies waar hij op doelde: “‘De Japanners hebben er een woord voor’, vertelde hij. De beste vertaling is ‘shining eyes’, maar letterlijk betekent het woord ‘het licht dat schijnt van binnenuit’. In Japan is het een criterium voor goed onderwijs.”

Lees hier het hele artikel
Via hetkind.org

.

woensdag 1 juni 2011

vrijdag 20 mei 2011

Keltoum vertelt haar verhaal

Keltoum zit al enkele jaren op POUWER, een school voor Praktijkonderwijs in Utrecht.
Zij wil heel graag haar verhaal doen.
Zij wil iedereen vertellen over haar ervaringen met school, het 'zich zo niet begrepen' voelen, haar boosheid, haar dromen en de onwetendheid over het Praktijkonderwijs……..


-Gefilmd door Nina Pieters-

.

dinsdag 17 mei 2011

Regels en spelregels

Het viel me eergisteren op tijdens het kijken naar de apotheose van de Nederlandse voetbalcompeties (lees Ajax-Twente) dat de scheidsrechter zo vaak liet doorspelen. Het spel werd niet doodgelegd na elke kleine overtreding. Dat kwam het spel en ook het kijkgenot ten goede. Veel fluiten maakt het spel kapot.
Op scholen zijn er ook regels. Ik heb net even gegoogled, de meeste scholen hebben er wel zo’n stuk of 20 op hun website staan. En de vraag is dan: helpt dit? Helpen deze regels om het spel te kunnen spelen?
Als eens eerder hielden regels ons bezig. In ‘door de bomen het bos’ heeft Henno ons een cursus in de klassieken gegeven. Nu een ander perspectief om naar je regels te kijken: maak verschil tussen regels en spelregels.

Regels: die mag je niet overtreden. Als je die overtreedt dan volgen er direct maatregelen. Die zijn regels die zeer belangrijk zijn voor de veiligheid., bijvoorbeeld “Wapens, alcohol, drugs en vuurwerk zijn verboden”

Spelregels: deze kennen enige souplesse. Het zijn regels die belangrijk zijn om te kunnen ‘spelen’..om een goede werksfeer te creëren met z’n allen. Dat betekent dat het een flexibele handhaving vraagt: het gaat nml om het spel, niet om de regels. De spelregels staan ten dienste van het spel.
Voorbeelden: ‘in de klas wordt niet gegeten of gedronken’. Ik snap dat je beter leskrijgt als je medeleerlingen niet om je heen zitten te smakken, knoeien en slurpen…. maar leerlingen die net met rode hoofden van het sportveld komen, vinden het erg fijn om even wat te drinken in de les erna.

Je kan natuurlijk je regels eens bekijken en bezien wat zijn nu regels en wat spelregels. Maar het interessantste is natuurlijk kijken of je zelf een goede scheidsrechter bent die laat spelen. En kijken naar en spreken met collega’s: ‘wanneer en hoe pas je die souplesse toe?’

.

dinsdag 10 mei 2011

Game over........replay?


Uit een onderzoek van het Erasmus Medisch Centrum blijkt dat Nederland 12.000 gameverslaafde jongeren telt.

Die twaalfduizend jongeren vormen samen ongeveer 1,5 procent van alle jongeren tussen de dertien en zestien jaar, zo blijkt uit het onderzoek waar wetenschapper Tony van Rooij morgen op promoveert. Van de verslaafde gamers zit het grootste deel op het VMBO. De verslaafden zijn bovendien vrijwel allemaal van het mannelijke geslacht, zo meldt de NOS.

Huiswerk
De verslaving heeft grote gevolgen voor de jongeren en hun omgeving. De jongeren brengen zo’n acht uur per dag gamend door. Daardoor komt hun huiswerk, maar ook de sociale contacten in het gedrang.

Van Rooij neemt aan dat het aantal verslaafden in de toekomst alleen maar verder toeneemt. Gelukkig is er wel iets aan te doen. Er zijn de afgelopen jaren goede therapieën ontwikkeld die jongeren kunnen helpen om af te kicken.

Angst
Ook hebben jongeren die verslaafd zijn aan het spelen van spelletjes vaker last van psychische klachten. Van depressies tot angst.

.

dinsdag 3 mei 2011

Ben jij een échte leraar?



Nieuw onderzoek: authentiek functioneren in de klas kun je leren

“Die van Nederlands is nen echte”, zegt Lander (16). “Ik zit graag in zijn les en steek veel van hem op.” Dat treft, want door populaire media als het internet, Facebook en Twitter zijn leraren slechts een van de vele bronnen van informatie voor jongeren. Hoe jongeren dan selecteren? Ze zoeken welke informatie authentiek overkomt. Het belang van authenticiteit in onze maatschappij, en zeker bij jongeren, neemt alleen maar toe. Nieuw onderzoek toont welke criteria jongeren gebruiken om hun leraren als ‘authentiek’ te beschouwen. En geeft aan hoe je in de klas authentiek functioneert en dat zelfs kunt leren. Echt?


1. Ken je vak, vertel je verhaal

“Ik zit daar in de klas omdat ik wil bijleren. de lessen mogen leuk en aangenaam zijn, maar dat is niet het belangrijkste.” Lucas (18), 6 aso
Je leerlingen verwachten vooral dat ze iets bijleren in de klas. Vakkennis is daarom het belangrijkste criterium om een leraar als ‘echt’ te beoordelen. Klasmanagement is ook belangrijk. Leerlingen verwachten dat je de klas in de hand houdt, maar dan vooral omdat ze dan beter kunnen bijleren. In een rumoerige klas is het moeilijker om iets op te steken.


“Hij springt van de hak op de tak. moeilijk om te volgen. ineens gaf hij vlug grammatica, omdat we te weinig tijd hadden. toen dacht ik: ik leer het gewoon niet meer.” Maite (16), 4 bso
Vakkennis houdt voor je leerlingen ook in dat je als leraar duidelijk en helder de leerstof uitlegt en daarvoor de nodige tijd voorziet. En ze verwachten ook dat je hen helpt bij het verwerken van de leerstof, dat je hen warm maakt voor de vakinhoud, en er samen met hen naar streeft dat ze een goed resultaat halen. Leerlingen appreciëren dus sterk dat je weet waarover je praat en dat je dat kunt vertalen naar de doelgroep aan wie je lesgeeft.

Echte leraren? zij die het leuk vinden om les te geven

2. Breng je passie over

“Als ze leeft voor haar vak. als je ziet dat ze werk in haar vak heeft gestoken. als ze haar leerstof niet aframmelt, maar echt geïnteresseerd is in haar vak, ja, dan …” Fleur (17), 5 tso
Als je leerlingen het gevoel hebben dat je als leraar met je vak en met hen bezig bent, dat je investeert in je vak, dat je bevlogen bent en leeft voor je vak, dan is dat een geweldige surplus. Ze appreciëren het als je tijd en moeite steekt in je lesvoorbereidingen en zoekt naar creatieve manieren en invalshoeken om je leerstof over te brengen.

“Hij hield zich misschien niet aan het leerplan, maar toch leerde hij ons op die manier zo veel meer.” Victor (15), 4 tso
Je leerlingen focussen niet echt op didactische werkvormen. Die vinden ze enkel belangrijk als ze de les aangenamer maken of als ze ervoor zorgen dat ze de inhoud beter begrij- pen. Ze waarderen het als je lesgeeft op de meest efficiënte en effectieve manier. Jongeren bewonderen de leraar die meer weet dan het puur noodzakelijke en die toont dat hij de actualiteit van zijn vak bijhoudt. Cruciaal is wel dat die extra's een meerwaarde bieden voor de les, dat ze meer doen dan de les ‘opleuken’. Lachen en plezier maken kunnen, maar zijn ondergeschikt aan bijleren en passie.

Lees hier (op Klasse.be) ook de tips:

3.Blijf op een veilige afstand

4.Wees je eigenste zelf

.

vrijdag 29 april 2011

Gastheer

Een goed begin is het halve werk. Zeker bij ingewikkelde leerlingen. Het leuke van ons vak is dat je elke les weer opnieuw kan beginnen. Jongeren vergeten en vergeven, itt tot flink wat volwassenen, snel. ‘Het ging gisteren niet goed, maar ach vandaag is er weer een nieuwe dag'.
Goed afsluiten van een les is ook een kunst. Veel lessen eindigen met een aantal leerlingen die inpakken, de docent die nog wat probeert te zeggen en de bel die gaat.
Lesgeven is als een judowedstrijd: de buiging aan het begin en eind is essentieel. Respect voor elkaar en voor het spel.
Vandaar dat ik ook zo gegrepen ben door het idee en het boek “de vijf rollen van de leraar”. Martie Slooter geeft ons 5 rollen:
1. De gastheer: contact maken
2. De presentator: aandacht vangen
3. De didacticus: instructie geven
4. De pedagoog: creëren van een veilig klimaat
5. De afsluiter: reflectie op proces en inhoud
Ik vind het mooi dat ze de start en eind zo expliciet noemt als rol. En het woord ‘gastheer’ is goed gekozen. Laat leerlingen je gasten zijn die je verwelkomt. Niet weggekropen achter je bureau of je spullen nog pakkend bij de start. Ga bij de deur staan: kijk je leerlingen aan, zie ze echt (al is het maar voor 2 seconde), vraag iets (‘ik zie een boze blik, heb je wel zin?’) of geef een compliment (‘mooi dat je op tijd bent, Niels’). Give it a try...en de les zal anders zijn.
Maar nu eerst een heerlijke vakantie!

.

vrijdag 22 april 2011

Mijmeringen -3-

Hij komt behoorlijk buiten adem binnen, zijn lichaam is fors en moppert, al die trappen. Hij stopt vlak naast het brandblusapparaat en zoekt naar lucht om zijn evaluatie van de vorige les kort en bondig samen te vatten; “Ik hàààààààààààt wiskunde!!” In een licht voorovergebogen houding, met beide handen met gespreide vingers wanhoop gebarend, vijf seconden met wijd open mond vrij krachtig de à aanhouden valt hem zwaar. Zijn rugzak houdt hem in evenwicht, hij doet hem af, gaat snel zitten en rust uit. De rest reageert niet, ze kennen hem al een tijdje, het is een stopwoooooord van hem, hij heeft een haat-liefdeverhouding met de werkelijkheid om hem heen.
Dat de rest niet reageert, stoort hem, hij snakt naar aandacht, thuis heeft hij alleen een zwaar autistische broer en een overbezorgde moeder. “Meneer, gaan we een proefje doen?” Scheikunde hààààt ie ook, maar proefjes doen niet. Hij hàààààt van alles: boeken lezen, met de fiets naar school, de islam, de meeste van zijn medeleerlingen, varkensvlees, zijn mentor (ik), dat ie van zijn moeder naar de havo moet, melk drinken, zijn vorige school, opgaven maken, te korte pauzes, vertraagde trams, langer dan een halve minuut schrijven, ’s morgens opstaan, kapotte computers ……. De lijst is lang.
Laatst hebben we in de klas een toptien samengesteld. Hij zat met een mengeling van ongemak, verbazing en betrokkenheid te kijken hoe in een brainstorm van de klas binnen luttele seconden moeiteloos tien van zijn hàààààt-objecten op het bord verschenen. Hij moest ze rangschikken, wat hààààt ie het meest en wat het minst.
Hij kwam aarzelend op gang, groeide door de aandacht van de klas. Hij is behoorlijk welbespraakt, zijn stem is helder, hij spreekt luid, hij praat vast vaak met zichzelf. Hij kwam achter zijn tafel omhoog. Als je hem zo in zijn eigen wereld bezig ziet, heeft hij iets ontwapenends, iets grappigs, ook zachts, het is puur. De klas voelt dat ook, raakt geboeid. Het wordt één van de beste ‘spreekbeurten’ die ik in jaren gehoord had en hij genoot zichtbaar van het feit dat hij de klas en mij aan zijn voeten kreeg. Hij is slim genoeg om school op één te zetten, zijn mentor (ik) op tien en zijn betoog te beëindigen met zijn topdrie van waar hij gek op is: gamen, ijsjes eten en proefjes doen. Hij wil game-developer worden.
Hij hàààààààààt school, maar is altijd op tijd, behalve als de tram … Hij mengt zich dan onder de leerlingen, rookt zijn sigaretje mee en stoot af door nare opmerkingen te plaatsen. Naast ik hààààt …. is sorry zijn andere stopwoord. Hij kent zichzelf al aardig goed, maar hij is veel gepest op zijn vorige scholen en dat zit diep. Het komt goed met hem. Het tegenovergestelde van liefde is geen haat, maar onverschilligheid.


Hein Bruijnesteijn, docent scheikunde

.

vrijdag 15 april 2011

How2Talk2Adolescents

Praten met je kind in de puberteit

Drs. Tamar de Vos - van der Hoeven

De puberteit is een verwarrende periode voor kinderen. Het is een leeftijdsfase waarin het kind zich steeds meer los maakt van de ouders, maar deze ouders toch ook nog heel hard nodig heeft. Ouders van hun kant moeten leren hun kind langzaam los te laten, wat het gevoel kan doen ontstaan het kind kwijt te raken. Dit maakt de communicatie tussen ouders en puber lastig. Enerzijds wil de puber graag zelf bepalen, anderzijds heeft hij of zij ook nog erg de begrenzing en begeleiding van de ouders nodig.
Jongeren zijn enorm op zoek naar erkenning. Ze willen gezien worden, gewaardeerd worden en ze willen dat hun mening gerespecteerd wordt (maar welke volwassene wil dat niet ook ? ). Dit zorgt er voor dat een communicatie waarin de ouder bepaalt en regels stelt en er weinig ruimte is voor inbreng van de jongere zelf, niet werkt.


Een goede communicatie

Communiceren met een kind in de puberteit vraagt om geduld, tijd, respect en oprechte interesse. Al is dat natuurlijk niet iets waar je als ouder pas mee begint in de puberteit. Om op een goede manier met je puber te kunnen praten, moet hij/zij hier al vele jaren aan gewend zijn. Het is goed al op jonge leeftijd te starten met het voeren van gesprekken met je kind waarin het de ruimte krijgt zichzelf te zijn en een eigen mening te hebben. Zo wordt het geholpen een eigen mening te vormen, eigen ideeën en opinies te onderbouwen en hier voor op te komen. Praat ook niet alleen over persoonlijke zaken als regels, school, vrienden en dergelijke maar ook over politiek, cultuur, muziek, films etcetera en wees geïnteresseerd in de mening en voorkeur van je kind. Op deze manier is het kind echt betrokken bij het gesprek en voelt het zich serieus genomen en erkend.

Lees hier het complete artikel

Bron: opvoedadvies.nl

.

donderdag 14 april 2011

How2talk2kids


Een lekker praktisch boekje is het boek How2talk2kids. Effectief communiceren met kinderen. Ok, ok, in eerste plaats geschreven voor jongere kinderen dan stuiterende pubers. Maar ja, waar vind ik anders een boek wat uitlegt en inzichtelijk maakt, hoe je uit de 'welles-nietes'- discussie blijft….. Of leert hoe je je irritatie kunt uiten zonder te kwetsen… Als je over die onderwerpen meer wilt weten, is How2talk2kids wel degelijk een aanrader… Vooral als je de neiging hebt alles te willen oplossen… of als je denkt dat toon en intentie van een boodschap niets uitmaken….

Een trigger: woorden zijn als messen. Leer ze goed hanteren. Je laat je kind toch ook niet opereren door een chirurg zonder opleiding?


Ada van der Hoeven

.

vrijdag 8 april 2011

Rebel van 50 minuten

.

woensdag 6 april 2011

Herstelrecht

Er waait een wind door Nederland die roept om straf: “wie is de schuldige?” is de vraag en “hard aanpakken” het antwoord. Tijd om over onze landsgrenzen heen te kijken naar groener gras. Inspirerende ideeën waardoor we kunnen kijken waardoor de problemen ontstaan zijn, en die zorgen dat er een nieuwe start gemaakt kan worden. Dat zijn belangrijke waarden in een school. Die ene leerlingen die de andere een gebroken neus bezorgde zitten namelijk bij elkaar in de klas. Hoe die relatie, na het neusbot, weer te repareren? Echt anders kijken naar recht en straf doen de Maori’s in Nieuw Zeeland. Herstelrecht is afgeleid van hun manier van conflicten oplossen, waarbij de focus vooral is gericht op herstel van de aangerichte schade en van de verstoorde relatie. Hieronder in het kort het verschil in denken. Op een aantal manieren kan je herstelrecht inzetten:

.

maandag 4 april 2011

Mijmeringen -2-

Hij komt rustig binnen, oogt zelfverzekerd. Hij is meestal de eerste. Hij is het niet maar straalt een hoge mate van gevierd zijn uit. Een gebroken wit jack met nepbontkraag, een onverschillige blik. Alles onder controle, behalve zijn spullen. Meneer, mag ik even naar mijn kluisje, is een gevleugelde vraag geworden. Nee, een gevleugeld antwoord. Al weer toont de keizer der pubers zich dan even onthutst. Maar hij schakelt snel, hij heeft een vraag, een inhoudelijke vraag, het zal niet de laatste zijn. Hij is geïnteresseerd en onvermoeibaar met vragen. “Meneer, ik heb de heetste Spaanse peper die er bestaat gegeten, welke stof zit daarin?” Of ik dat weet. Vond je het lekker, is een gevaarlijke vraag. Wat ze allemaal in zo een groep wel of niet lekker vinden kan tot een eindeloze kakofonie leiden. Varkensvlees heeft hij nog nooit gegeten, hij weet niet hoe het smaakt, geeft hij toe. Hij is open en ontwapend, vertelt honderd uit, maar chaos is troef. “Meneer, meneer” ligt op zijn lippen bestorven. Keizer is weer even kind geworden.
Hij pakt zijn spullen, wel een boek en een pen, geen schrift. Was vol vorige keer, dat is al weken zo. Hij heeft wel weer een vraag, ze wellen vanzelf bij hem op, een onuitputtelijke bron, als het water was, had nooit iemand meer dorst, maar het zijn vragen, die lessen niet, zoals antwoorden zijn vraaghonger niet stillen.
“Meneer, ik zag het op tv, ze losten een stof op in water en konden er toen op lopen, welke stof is dat, ze wankelden wel, maar een paar stappen gingen goed, welke stof is dat?” Of ik dat weet. Een trucje van Jezus of Mohammed, hij lacht, hij heeft gevoel voor humor. Hij slist een beetje, dat heeft zo zijn charme.
Hij moet aan het werk, maar hij heeft een vraag. Tijdens de uitleg had hij steeds weer een vraag, zijdelings over de leerstof, hij associeert ongelofelijk. Hij kijkt veel tv, niet naar de slechtste programma’s, feiten, feiten, feiten, weten, weten, weten, showen, showen, showen, kan zo leraar worden. Zonder een antwoord kan hij niet leven, laat staan werken, maar een antwoord leidt tot een volgende vraag. Een duivels dilemma.


Hein Bruijnesteijn, docent scheikunde

.

vrijdag 1 april 2011

Leren zichtbaar

Ik liep van de week een school binnen waar de gangen waren opgepimpt met mooie schilderingen…’Gemaakt door leerlingen’ zei iemand. Hoe komt het op de ene school zoveel meer werk van de leerlingen te zien is dan op een andere school? Ik vroeg het een docent..het zit in het curriculum: “de leerlingen hebben de plaatjes opgezocht, gescreend op maatschappelijke context en overgenomen. Het leerdoel zat in het zoeken en de maatschappelijke context voor maatschappijleer en het vakmanschap van het schilderen bij de kunstvakken”.

Zo ga je met een lach het economielokaal in…

.

woensdag 23 maart 2011

Hoogbegaafdheid knaplastig of talent?



Vooroordelen
Wat zijn de feiten over hoogbegaafdheid, wat zijn verdraaide feiten en wat is er ronduit onzin? Via het vooroordelenspel komen docenten tot de juiste kennis.

Spel
In de video is te zien hoe het spel gespeeld en ervaren wordt. Begeleider Susanne Sjoers geeft achtergrondinformatie over hoe en waarom dit spel heel leerzaam en functioneel kan zijn.

Bron: leraar24.nl

.

dinsdag 22 maart 2011

Mijmeringen

Ik had de leerlingen weer eens ouderwets, één voor één, ongeremd, provocatief, ongezouten, met gevoel voor humor, onder uit de bus, pedagogisch volstrekt onverantwoord, maar wel liefdevol op hun nummer gezet.
Ogenschijnlijk onder de indruk waren ze aan het werk gegaan. Het is altijd maar afwachten hoe lang zo een lichtzinnig tot stand gekomen donderspeech effect heeft. Tijdens mijn begeleidingsrondje lopen sprak een van hen me aan.
“Mene-eer”, stelde ze fluisterend vast: “U bent wel een beetje raar, hè.”
“Klopt”, zei ik, inwendig lachend, “Klopt helemaal, laat dat beetje maar weg … maar niet verder vertellen, hoor!”
“Geeft niet, meneer”, vervolgde ze samenzweerderig, “Prettig gestoord, ben ik ook.”
Vertederd liep ik naar het volgende groepje.


Hein Bruijnesteijn, docent scheikunde

.

maandag 21 maart 2011

Leraargesprek

.

donderdag 17 maart 2011

out of the box

Soms is het ook gewoon heel erg grappig....

.

maandag 14 maart 2011

Instructie

Ik heb de laatste weken een aantal keren ‘achterin’ de klas gezeten. Er viel me iets op, vandaar deze post. Ik werd erbij gevraagd omdat het niet liep in een bepaalde klas of met een groep leerlingen. Ze verstoorden de les en de docent had er last van.
Alle docenten gaven aan dat deze leerlingen structuur nodig hadden, maar wat ik zag was net het tegenovergestelde. Wat mij bij ál deze lessen opviel was de weinige instructie die de leerlingen kregen als ze een opdracht kregen: ‘maak nu opgave 10 t/m 12’ ..iets van dien aard.

Goede instructie blijkt een zeer effectieve manier om gedragsproblemen te voorkomen: sla er John Hattie's meta-analyse ‘visible learning’ maar op na. Op basisscholen is veel geëxperimenteerd met het geven van goede instructie. Het directe instructiemodel blijkt zeer effectief.
Hieronder een iets simpeler, maar zeer werkzaam model met een 6-tal checkvragen (inclusief voorbeeld). Geef bij élke opdracht waar je leerlingen alleen of in groepen wilt laten werken, deze informatie. En dan niet denken ‘dat weten ze al wel, dat werkt bij mij in de les altijd zo’... aan jou als docent de taak om te bedenken wat en hóe je het wilt, en dat dan kort en krachtig mededelen. Dat scheelt een hoop onrust.

.

vrijdag 18 februari 2011

How to learn? From mistakes

Diana Laufenberg


Gewoon ter inspiratie. Fijn weekend

.

maandag 14 februari 2011

woensdag 9 februari 2011

Het leven van een 15-jarige is zwaar, heel zwaar, veel zwaarder dan je denkt!


Door Lieke, 15 jaar (in goed overleg geplaatst)

Ik erger mij aan het feit dat sommige volwassenen (ik herhaal: sommige volwassenen!) de jeugd van tegenwoordig niet meer serieus nemen. Sommige volwassenen komen om in zelfmedelijden en hebben daardoor geen oog meer voor de jeugd die het óók zwaar heeft. Als ik aan leraren vertel dat ik het zwaar heb en daarom geen tijd had voor mijn huiswerk 'tuurlijk heb ik mijn huiswerk niet gemaakt, mijn lichaam zit vol hormonen, weet je wel niet hoeveel tijd en energie het kost om die onder controle te krijgen?! Daar kan ik echt geen huiswerk bij gebruiken hoor!' word ik nooit serieus genomen. Ik ben vastberaden daar verandering in te brengen!

Ik heb het geluk, of juist de pech, dat ik bezit over maar liefst twee huizen, waarvan de één zich op 9 kilometer afstand van het centrum bevindt en de ander op 3 kilometer. Door deze luxe moet ik de helft van de week minstens 9 kilometer naar school fietsen, zo ook op maandagochtend om half acht. Dit betekent dat mijn wekker zich mag uitleven om half zeven 's ochtend, 6.30 om precies te zijn. Lekker vroeg je nest uit 4 dagen in de week, jippie!

Ik fiets om half acht 's ochtends in dit ijskoude weer, met als ik geluk heb wind tegen, me helemaal suf die 9 kilometer en kom vervolgens helemaal rood het klaslokaal wiskunde binnengelopen. Ik zie dat we een toets hebben. Ik baal, ik heb niet geleerd. Hoppa weer een onvoldoende!
Het volgende uur heb ik mijn lievelingsvak, Frans. Mijn juf, die trouwens een leuk mens is hoor, daar niet van, houdt ervan om ons lekker veel te leren. Dit betekent huiswerk en aangezien ik last heb van hormonen (zie eerste alinea) heb ik vaak mijn huiswerk niet af, wat mij een topstudiehouding geeft op mijn rapport. Heerlijk!

Na mijn heerlijke verfrissende en leerzame 1e lesuurtjes is het goddelijke kwartiertje aangebroken. Hierin kan ik mijn hart luchten bij mijn lieve vrienden, over het weekend waarbij uitrusten niet van de partij was, ik ging namelijk uit met die en die, en het was heel gezellig en toen ging ik naar.. Tring! pauze is om...

Na de pauze heb ik 2 tussenuren waarin ik gauw moet gaan leren voor de lessen die ik daarna nog heb en als ik klaar ben met leren, heb ik goddank weer een pauze die het vervolg is op de eerste pauze.
Na de pauze die het vervolg is op de eerste pauze heb ik nog 3 hele zware lesuren waarbij alle leraren het uiterste van je verwachten en ervan uitgaan dat je bij elke les er helemaal bij bent en een studiehouding van een hoogbegaafde hebt. Heel vermoeiend...

Na mijn drukke schooldag is het feest nog niet klaar. Je hebt namelijk ook nog genoeg activiteiten buiten school zoals de slagwerkgroep waar ik (met veel plezier maar ook moeite) aan mee doe. Deze begint om 4 uur en aangezien ik om 5 uur dansen heb ga ik om half 5 weg bij de slagwerkgroep om mij om te kleden bij mijn andere huis (datgene het dichtst bij het centrum) om vervolgens als een gek te fietsen naar dansles. Eenmaal aangekomen klets ik lekker bij met een vriendin, wat ook veel energie kost (is echt bewezen, van praten word je moe!) om vervolgens me uit te sloven bij dansen...

Na dansen ga ik snel, door de kou, naar mijn stadse huis om me om te kleden. Vervolgens moet ik mijn boeken pakken voor de volgende dag en dat lange eind, in het donker en in de kou, naar mijn niet-stadse huis fietsen. Als ik aan kom staat gelukkig meestal het eten al klaar. Na heerlijk gegeten te hebben moet ik er toch aan geloven, huiswerk. Ja daahag, ik heb last van oververmoeidheid en hormonen, dat komt later wel...

Als ik dan de volgende dag met een knalrood hoofd de les binnenkom en ik mijn huiswerk niet heb gemaakt wegens bovenstaande reden, vind ik het toch wel zorgelijk dat dit niet serieus wordt genomen...

Shame on you, sommige volwassenen.

Meer lezen van Lieke? Lees hier haar blog Life of Lieke

.

dinsdag 8 februari 2011

woensdag 2 februari 2011

Ik ben een jongen....

Klik om te vergroten

.

dinsdag 1 februari 2011

Ik ben een meisje.....

Klik om te vergroten

.

zondag 30 januari 2011

Ik kan het niet, ik kan het niet! Tuurlijk wel. Zo moeilijk is het niet.


Door Eva Bronsveld
Eva is eigenaar van Buro O en schrijft, geeft training en adviseert over onderwijs (PO) en opvoeding. Ook deze column is goed te vertalen naar het VO.


Bijna iedere leerkracht heeft er wel ervaring mee. Kinderen die regelmatig verzuchten ‘Ik kan dat echt niet’ of ‘Ik snap er niks van’. En dan vervolgens inderdaad moeilijk of niet tot werken komen. Vaak zijn we dan geneigd om te reageren met ‘Probeer het maar eens, je kunt het echt wel’ of ‘Wat snap je precies niet?’ of ‘Heb je net wel goed opgelet?’ of ‘Vraag het maar aan je buurman’. Om er dan na een tijdje achter te komen dat het kind nog steeds niet zo hard is opgeschoten. Een andere benadering is dat we het kind extra instructie geven of samen de eerste opgave maken. Waarna de leerling meestal wel aan de slag gaat, maar een tijdje later weer vastloopt.
In dit artikel bespreek ik een aantal veranderingen die je in je communicatie kunt aanbrengen, waardoor veel kinderen weer in zichzelf gaan geloven en met meer vertrouwen aan een taak beginnen.

Erken de moeilijkheid
Op het moment dat een leerling zegt ‘ik kan het niet’ zegt hij eigenlijk ‘het lijkt me ontzettend moeilijk en ik twijfel aan mezelf’. En de eerste behoefte die een kind dan heeft is dat iemand hem of haar begrijpt. Je kunt dit bereiken door bijvoorbeeld te zeggen ‘Deze sommen kunnen ook ontzettend moeilijk zijn. Zeker in het begin kost het heel veel moeite om ze te snappen. Ik kan me voorstellen dat je er tegenop ziet’.
Dit druist vaak tegen ons gevoel in. Misschien maak je het juist wel erger. In de praktijk blijkt dat het voor kinderen vaak een opluchting is als ze iets gewoon moeilijk mogen vinden. En sommige kinderen gaan vervolgens gewoon aan aan het werk. Terwijl als je zou reageren met ‘Welnee, zo moeilijk zijn ze niet. Dat lukt je heus wel.’ kinderen juist harder hun best gaan doen om jou te overtuigen van het feit dat ze het echt moeilijk vinden. En hun energie dus daarin gaat zitten in plaats van in de opdrachten zelf.

Herinner aan eerdere successen
Soms kan het een kind helpen, als iemand hem of haar herinnert aan eerdere succeservaringen. Je kunt dit doen door bijvoorbeeld naar de vorige opgaven te gaan en te vragen hoe de leerling het daar heeft aangepakt. Of het kind te herinneren aan een eerdere situatie waarin hij dacht dat het niet zou lukken, en hij het toch voor elkaar heeft gekregen.

Vermijd de schuldvraag
Een kind dat moeite heeft met het beginnen aan een taak, voelt zich vaak niet prettig. Het doet zijn zelfvertrouwen natuurlijk geen goed. En dat zelfvertrouwen is juist wat hij zo hard nodig heeft om alsnog tot werken te komen. Het werkt dan vaak ook averechts als we op zoek gaan naar de oorzaak. En toch doen we dat vaak wel. ‘Heb je wel goed opgelet?’, ‘Heb je wel gelezen wat er staat?‘, ‘Heb je het eerst aan je buurman gevraagd?’.
Met name doordat we het in vraagvorm doen, voelen kinderen zich in de verdediging geduwd. Veel kinderen weten niet zo goed wat ze hierop moeten zeggen. En het antwoord dat ze geven helpt je dan meestal ook niet echt verder. Ik ben nog geen kind tegengekomen, dat antwoordde met ‘Ja inderdaad, ik had beter moeten opletten. Daardoor komt het. Ik ga vanaf morgen heel goed meedoen met de instructie’.
Wat je met dit soort vragen wel bereikt is dat kinderen zich nog onzekerder gaan voelen waardoor de kans op succes alleen maar kleiner wordt. Gewoon overslaan van dit soort vragen kan dus al helpen om het vertrouwen van het kind te vergroten.

Geef suggesties
In sommige situaties heeft het kind gewoon even een tip nodig om weer op gang te komen. Belangrijk hierbij is dat je het als een suggestie brengt.
‘Soms helpt het om de opdracht nog eens heel precies te lezen’, ‘Misschien vind je het fijner om het met iemand samen te maken’, ‘Sommige kinderen vinden het fijn om het op de computer op te zoeken, misschien helpt jou dat ook’.
Doordat je het als een suggestie brengt, kan het kind zelf bepalen wat voor hem werkt. Waardoor de kans veel groter is dat hij bereid is om je suggestie op te volgen. Zou je daarentegen zeggen ‘Je moet de opgave nog eens heel precies lezen’ reageren kinderen vaak met ‘Dat heb ik al gedaan’. Of als je zegt ‘Vraag het maar aan je buurman’ antwoorden ze met ‘Die wil me nooit iets uitleggen’.
Door door slechts een suggestie te doen, geef je het kind ruimte er over na te denken, en wellicht toe te passen.

Positieve verwachtingen
Uit verschillende onderzoeken blijkt dat de verwachtingen van leerkrachten van invloed zijn op het daadwerkelijke gedrag van kinderen. Dit wordt het Pygmalion-effect genoemd en werd voor het eerst aangetoond door de onderzoekers Rosenthal en Jacobson. Zij namen een IQ test af bij een groep leerlingen maar vervalsten de resultaten vervolgens willekeurig. Deze resultaten deelden ze vervolgens met de leerkrachten van de betreffende leerlingen. Een jaar later namen ze opnieuw een test af. Hieruit bleek dat de leerlingen waarvan de leerkrachten dachten dat ze de eerste keer een hoge score haalden, een jaar later daadwerkelijk beter presteerden. De leerkrachten hadden hun gedrag aangepast aan hun verwachtingen en dit bleek dus van invloed op het gedrag en de prestaties van de leerlingen.
Het hebben van positieve verwachtingen helpt dus als je graag wilt dat kinderen beter gedrag gaan vertonen. En dat is nu juist wat je als leerkracht vaak niet meer hebt bij kinderen die regelmatig niet aan werken toekomen of weinig vertrouwen hebben in zichzelf. Heel menselijk en begrijpelijk maar weinig ondersteunend dus.
Het kan dan helpen om bewust oog te hebben voor de momenten waarop het kind wel gewoon aan het werk gaat. Of de situaties waarin het kind wel vertrouwt op z’n eigen mogelijkheden.
Ook het uitspreken van je positieve verwachtingen richting kind kan positief werken. Bijvoorbeeld door te zeggen “Ik heb er alle vertrouwen in dat je een manier zult vinden om deze moeilijke opdracht te maken” of “Ik heb al een paar keer gemerkt dat als jij iets echt wil, het je ook altijd lukt. Daarom weet ik zeker dat ook dit je gaat lukken”. Dit is prettig voor het kind en daarnaast overtuig je op deze manier ook jezelf van de mogelijkheden van het kind.

Inbreng van het kind
Voor kinderen die moeilijk aan werken toekomen of die vaak aangeven iets niet te snappen, bedenken we vaak veel oplossingen. De leerkracht geeft verlengde instructie, plakt een stappenplan op het bureau, laat het kind met een time-timer werken of past werkbladen aan. Vaak heeft de intern begeleider ook nog goede tips. En hoewel dit allemaal zeer geschikte hulpmiddelen kunnen zijn, hebben ze vaak niet het gewenste effect. Je kunt veel meer bereiken als je het kind betrekt bij het bedenken van de oplossing. Kinderen zijn meestal namelijk heel creatief als het om dit soort dingen gaat. En daarbij zijn ze veel meer geneigd zich in te willen zetten voor iets wat ze zelf bedacht hebben, dan voor iets dat wij goedbedoeld hebben aangedragen. Je kunt kinderen bijvoorbeeld op de volgende manier vragen hierover mee te denken: “Jij kunt vast iets bedenken waardoor het voor jou makkelijker wordt om aan je werk te beginnen. Ik wil graag even met je praten om te horen welke oplossingen je kunt bedenken.”
Bijkomend voordeel is dat de leerling hier meer zelfvertrouwen van krijgt. En dat is natuurlijk juist iets wat je als leerkracht, zeker bij deze leerlingen, graag wil bevorderen.

.

woensdag 26 januari 2011

Filmpje over jongeren, seks en internet, van Digivaardig & Digibewust

Hoe denken jongeren over seks en internet? Wat gebeurt er als je een foto van je decolleté op je Hyves zet? En is internet nou makkelijker dan real life contact? Kennen jongeren de gevaren van internet? De jongeren die aan het woord zijn weten goed te vertellen wat er allemaal kan gebeuren op internet met betrekking tot seks. Het filmpje was een introductie op het symposium ‘Kinderen, seks & internet’ in Amsterdam wat 18 januari plaatsvond.



Bron: www.jongenjewilwat.nl

.

vrijdag 21 januari 2011

HELP! Een ouder!

In het AOB blad van deze maand staat een artikel met dezelfde titel. Bij deze onze blz. uit 'knaplastig' over omgaan met 'lastige' ouders.

Klik om te vergroten

Later deze maand het artikel van @EricWentWerkt op dit blog

.

dinsdag 18 januari 2011

Trots!


Recensie Vives

.

zondag 16 januari 2011

Met animatie werkt ie nog beter!


Dank @Roh en Gerard de Jong

.

woensdag 12 januari 2011

Aanspreken

‘Elkaar aanspreken’ vinden veel mensen lastig, zo ook docenten. Eerst zeggen we niets, en voordat we het weten ontploffen we en nagelen we iemand aan de schandpaal. Als je wilt dat je boodschap aankomt, moet je zien te voorkómen dat je de ander beschadigt of pijn doet. Daarom kun je kritiek in het algemeen beter fluisteren en complimenten hardop uiten. Juist door het niet ‘over de klas heen te doen’, kun je een leerling met je kritiek of aanwijzingen effectiever aanspreken. Een leerling die een geroepen aanwijzing negeert of luid protesteert, doet vaak meteen wat je vraagt als je dat wat stiller doet.
In oplopende heftigheid zijn 3 manieren van iemand aanspreken:
1. ‘Ho, stop eens even’
2. ‘Halt, je gaat een stap te ver’
3. ‘Hier jij!

Waar je ook voor staat de kern van effectief aanspreken berust op:

  • Je maakt persoonlijk contact en onderhoudt dat contact (relatie).
  • Je spreekt elkaar aan op ieders zelfstandigheid en verantwoordelijkheid (autonomie).
  • Je gaat er vanuit dat de ander in staat is een stapje terug te doen of een andere weg in te slaan (competentie).
Meer informatie over hoe aan te spreken en leerlingen te betrekken bij regels en straffen, zie de brochure van Baas in eigen Soap.

.

dinsdag 11 januari 2011

Boys & Girls. -Gurian, Stevens en Kings-


Deze week is de vertaling uit van het boek van Gurian, Stevens en King: Boys & Girls Strategieën voor onderwijs aan Jongens en Meisjes in het basisonderwijs.
In 2008 bracht ik een bezoek aan het Gurian Institute en daarvoor had ik al diverse contacten met Gurian. Ik heb lang gezocht naar uitgevers die bereid waren om iets van Michael Gurian’s werk te vertalen in het Nederlands, en vond uiteindelijk ‘Onderwijs maak je samen’ in Helmond bereid het mogelijke risico te nemen en dit boek op de markt te brengen. Alle eer aan Michael Gurian, Kathy Stevens en Kelley King en de uitgever. Ik ben er trots op aan de uitgave te hebben kunnen bijdragen in een uiterst plezierige en nuttige samenwerking met de uitgever.
In mijn vele lezingen, adviestrajecten, onderzoek en workshops ben ik vaak tegengekomen dat opvoeders, begeleiders, leerkrachten en hulpverleners moeite hadden met het gedrag van jongens.Hopelijk leidt dit boek ertoe dat leerkrachten meer plezier zullen hebben in hun werk en dat zowel jongens als meisjes in het primaire onderwijs meer recht wordt gedaan in hun eigen aardigheden en hun eigen ontwikkeling.
Dit werkboek is ook prima inzetbaar op de PABO’s waar tot nu toe weinig aandacht is besteed aan de soms optredende verschillen tussen jongens en meisjes. Het boek kan veel inspiratie opleveren voor educatieve voorzieningen rond het primaire onderwijs zoals vroege voorschoolse educatie en ook buitenschoolse opvang.
Ik beveel het hartelijk in jullie aandacht aan. Mogelijk wil je er ook anderen op attenderen.
Nadere informatie vindt je op mijn site of op onderwijsmaakjesamen waar je het boek direct kunt bestellen.



Lauk Woltring, 07-01-2011

.