Door Eva Bronsveld
Eva is eigenaar van Buro O en schrijft, geeft training en adviseert over onderwijs (PO) en opvoeding. Ook deze column is goed te vertalen naar het VO.
Bijna iedere leerkracht heeft er wel ervaring mee. Kinderen die regelmatig verzuchten ‘Ik kan dat echt niet’ of ‘Ik snap er niks van’. En dan vervolgens inderdaad moeilijk of niet tot werken komen. Vaak zijn we dan geneigd om te reageren met ‘Probeer het maar eens, je kunt het echt wel’ of ‘Wat snap je precies niet?’ of ‘Heb je net wel goed opgelet?’ of ‘Vraag het maar aan je buurman’. Om er dan na een tijdje achter te komen dat het kind nog steeds niet zo hard is opgeschoten. Een andere benadering is dat we het kind extra instructie geven of samen de eerste opgave maken. Waarna de leerling meestal wel aan de slag gaat, maar een tijdje later weer vastloopt.
In dit artikel bespreek ik een aantal veranderingen die je in je communicatie kunt aanbrengen, waardoor veel kinderen weer in zichzelf gaan geloven en met meer vertrouwen aan een taak beginnen.
Erken de moeilijkheid
Op het moment dat een leerling zegt ‘ik kan het niet’ zegt hij eigenlijk ‘het lijkt me ontzettend moeilijk en ik twijfel aan mezelf’. En de eerste behoefte die een kind dan heeft is dat iemand hem of haar begrijpt. Je kunt dit bereiken door bijvoorbeeld te zeggen ‘Deze sommen kunnen ook ontzettend moeilijk zijn. Zeker in het begin kost het heel veel moeite om ze te snappen. Ik kan me voorstellen dat je er tegenop ziet’.
Dit druist vaak tegen ons gevoel in. Misschien maak je het juist wel erger. In de praktijk blijkt dat het voor kinderen vaak een opluchting is als ze iets gewoon moeilijk mogen vinden. En sommige kinderen gaan vervolgens gewoon aan aan het werk. Terwijl als je zou reageren met ‘Welnee, zo moeilijk zijn ze niet. Dat lukt je heus wel.’ kinderen juist harder hun best gaan doen om jou te overtuigen van het feit dat ze het echt moeilijk vinden. En hun energie dus daarin gaat zitten in plaats van in de opdrachten zelf.
Herinner aan eerdere successen
Soms kan het een kind helpen, als iemand hem of haar herinnert aan eerdere succeservaringen. Je kunt dit doen door bijvoorbeeld naar de vorige opgaven te gaan en te vragen hoe de leerling het daar heeft aangepakt. Of het kind te herinneren aan een eerdere situatie waarin hij dacht dat het niet zou lukken, en hij het toch voor elkaar heeft gekregen.
Vermijd de schuldvraag
Een kind dat moeite heeft met het beginnen aan een taak, voelt zich vaak niet prettig. Het doet zijn zelfvertrouwen natuurlijk geen goed. En dat zelfvertrouwen is juist wat hij zo hard nodig heeft om alsnog tot werken te komen. Het werkt dan vaak ook averechts als we op zoek gaan naar de oorzaak. En toch doen we dat vaak wel. ‘Heb je wel goed opgelet?’, ‘Heb je wel gelezen wat er staat?‘, ‘Heb je het eerst aan je buurman gevraagd?’.
Met name doordat we het in vraagvorm doen, voelen kinderen zich in de verdediging geduwd. Veel kinderen weten niet zo goed wat ze hierop moeten zeggen. En het antwoord dat ze geven helpt je dan meestal ook niet echt verder. Ik ben nog geen kind tegengekomen, dat antwoordde met ‘Ja inderdaad, ik had beter moeten opletten. Daardoor komt het. Ik ga vanaf morgen heel goed meedoen met de instructie’.
Wat je met dit soort vragen wel bereikt is dat kinderen zich nog onzekerder gaan voelen waardoor de kans op succes alleen maar kleiner wordt. Gewoon overslaan van dit soort vragen kan dus al helpen om het vertrouwen van het kind te vergroten.
Geef suggesties
In sommige situaties heeft het kind gewoon even een tip nodig om weer op gang te komen. Belangrijk hierbij is dat je het als een suggestie brengt.
‘Soms helpt het om de opdracht nog eens heel precies te lezen’, ‘Misschien vind je het fijner om het met iemand samen te maken’, ‘Sommige kinderen vinden het fijn om het op de computer op te zoeken, misschien helpt jou dat ook’.
Doordat je het als een suggestie brengt, kan het kind zelf bepalen wat voor hem werkt. Waardoor de kans veel groter is dat hij bereid is om je suggestie op te volgen. Zou je daarentegen zeggen ‘Je moet de opgave nog eens heel precies lezen’ reageren kinderen vaak met ‘Dat heb ik al gedaan’. Of als je zegt ‘Vraag het maar aan je buurman’ antwoorden ze met ‘Die wil me nooit iets uitleggen’.
Door door slechts een suggestie te doen, geef je het kind ruimte er over na te denken, en wellicht toe te passen.
Positieve verwachtingen
Uit verschillende onderzoeken blijkt dat de verwachtingen van leerkrachten van invloed zijn op het daadwerkelijke gedrag van kinderen. Dit wordt het Pygmalion-effect genoemd en werd voor het eerst aangetoond door de onderzoekers Rosenthal en Jacobson. Zij namen een IQ test af bij een groep leerlingen maar vervalsten de resultaten vervolgens willekeurig. Deze resultaten deelden ze vervolgens met de leerkrachten van de betreffende leerlingen. Een jaar later namen ze opnieuw een test af. Hieruit bleek dat de leerlingen waarvan de leerkrachten dachten dat ze de eerste keer een hoge score haalden, een jaar later daadwerkelijk beter presteerden. De leerkrachten hadden hun gedrag aangepast aan hun verwachtingen en dit bleek dus van invloed op het gedrag en de prestaties van de leerlingen.
Het hebben van positieve verwachtingen helpt dus als je graag wilt dat kinderen beter gedrag gaan vertonen. En dat is nu juist wat je als leerkracht vaak niet meer hebt bij kinderen die regelmatig niet aan werken toekomen of weinig vertrouwen hebben in zichzelf. Heel menselijk en begrijpelijk maar weinig ondersteunend dus.
Het kan dan helpen om bewust oog te hebben voor de momenten waarop het kind wel gewoon aan het werk gaat. Of de situaties waarin het kind wel vertrouwt op z’n eigen mogelijkheden.
Ook het uitspreken van je positieve verwachtingen richting kind kan positief werken. Bijvoorbeeld door te zeggen “Ik heb er alle vertrouwen in dat je een manier zult vinden om deze moeilijke opdracht te maken” of “Ik heb al een paar keer gemerkt dat als jij iets echt wil, het je ook altijd lukt. Daarom weet ik zeker dat ook dit je gaat lukken”. Dit is prettig voor het kind en daarnaast overtuig je op deze manier ook jezelf van de mogelijkheden van het kind.
Inbreng van het kind
Voor kinderen die moeilijk aan werken toekomen of die vaak aangeven iets niet te snappen, bedenken we vaak veel oplossingen. De leerkracht geeft verlengde instructie, plakt een stappenplan op het bureau, laat het kind met een time-timer werken of past werkbladen aan. Vaak heeft de intern begeleider ook nog goede tips. En hoewel dit allemaal zeer geschikte hulpmiddelen kunnen zijn, hebben ze vaak niet het gewenste effect. Je kunt veel meer bereiken als je het kind betrekt bij het bedenken van de oplossing. Kinderen zijn meestal namelijk heel creatief als het om dit soort dingen gaat. En daarbij zijn ze veel meer geneigd zich in te willen zetten voor iets wat ze zelf bedacht hebben, dan voor iets dat wij goedbedoeld hebben aangedragen. Je kunt kinderen bijvoorbeeld op de volgende manier vragen hierover mee te denken: “Jij kunt vast iets bedenken waardoor het voor jou makkelijker wordt om aan je werk te beginnen. Ik wil graag even met je praten om te horen welke oplossingen je kunt bedenken.”
Bijkomend voordeel is dat de leerling hier meer zelfvertrouwen van krijgt. En dat is natuurlijk juist iets wat je als leerkracht, zeker bij deze leerlingen, graag wil bevorderen.
.
1 opmerking:
Goede column zeg. Lastig om de vaardigheid te vergroten. Zeggen: "zo moeilijk is het niet" is de klassieke fout.
We gebruiken in onze trainingen een gestructureerde manier om met problemen om te gaan. Uit onderzoek blijkt dat dit goed werkt: http://www.optimaalzelfvertrouwen.nl
Een reactie posten