...en om bij de beesten te blijven nog een bladzijde uit ons boekje Knaplastig, lesgeven aan pubers over de frappante overeenkomsten tussen chimp en mens.

.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
Ik vraag de laatste tijd vaak aan docenten of ze een leerling die bijna altijd te laat de les binnenkomt, een compliment geven als hij dit keer wél op tijd is. De meeste docenten kunnen een compliment dan niet uit mond krijgen: ‘het is toch normaal dat je op tijd bent’. De kunst van het lesgeven aan voor jou lastige leerlingen is om dat ‘normale’ te zien en te waarderen. Ze ontwikkelen zich het beste als ze, naast grenzen, veel complimenten krijgen, en wel in de verhouding van 1:5.
Ivo Mijland schreef over positieve feedback een artikel in de Prima Onderwijs, net voor de vakantie: ‘als je positieve feedback geeft krijg je het gedrag terug in het kwadraat. Feedback is de Pokon van ons gedrag’. Hij geeft ons een aantal vuistregels:
.
Opvallend is wel dat de Nederlandse gewoonte om te determineren en alles in homogene groepen te willen plaatsen weer de kop op heeft gestoken. Ooit een homogene groep voor je neus gezien? Ooit een 4 havo-groep gehad die allemaal hetzelfde niveau hadden en hetzelfde wisten? Je weet zelf ook dat, voor jouw vak, er leerlingen van vmbo-niveau tussenzitten en leerlingen met vwo-capaciteiten. Kinderen die heel veel van het onderwerp weten en kinderen die bij de inleiding het al in Keulen horen donderen. Homogeniteit lijkt de oplossing voor fantasieloze docenten die in de illusie verkeren dat ze het op één en dezelfde manier kunnen aanpakken…en, als de leerling het dan niet kan, kunnen zeggen: ‘dan zit ie hier niet goed’.
Henno heeft op dit blog in april tot juni 2010 in 6 lessen (start les 1) uitgelegd hoe je de beste jongensdocent wordt. Leuk om die er weer eens bij te pakken in deze discussie..
.
.
.
.
.
.
.
.
.
Uit een onderzoek van het Erasmus Medisch Centrum blijkt dat Nederland 12.000 gameverslaafde jongeren telt.
Die twaalfduizend jongeren vormen samen ongeveer 1,5 procent van alle jongeren tussen de dertien en zestien jaar, zo blijkt uit het onderzoek waar wetenschapper Tony van Rooij morgen op promoveert. Van de verslaafde gamers zit het grootste deel op het VMBO. De verslaafden zijn bovendien vrijwel allemaal van het mannelijke geslacht, zo meldt de NOS.
Huiswerk
De verslaving heeft grote gevolgen voor de jongeren en hun omgeving. De jongeren brengen zo’n acht uur per dag gamend door. Daardoor komt hun huiswerk, maar ook de sociale contacten in het gedrang.
Van Rooij neemt aan dat het aantal verslaafden in de toekomst alleen maar verder toeneemt. Gelukkig is er wel iets aan te doen. Er zijn de afgelopen jaren goede therapieën ontwikkeld die jongeren kunnen helpen om af te kicken.
Angst
Ook hebben jongeren die verslaafd zijn aan het spelen van spelletjes vaker last van psychische klachten. Van depressies tot angst.
.
“Ik zit daar in de klas omdat ik wil bijleren. de lessen mogen leuk en aangenaam zijn, maar dat is niet het belangrijkste.” Lucas (18), 6 aso
Je leerlingen verwachten vooral dat ze iets bijleren in de klas. Vakkennis is daarom het belangrijkste criterium om een leraar als ‘echt’ te beoordelen. Klasmanagement is ook belangrijk. Leerlingen verwachten dat je de klas in de hand houdt, maar dan vooral omdat ze dan beter kunnen bijleren. In een rumoerige klas is het moeilijker om iets op te steken.
“Hij springt van de hak op de tak. moeilijk om te volgen. ineens gaf hij vlug grammatica, omdat we te weinig tijd hadden. toen dacht ik: ik leer het gewoon niet meer.” Maite (16), 4 bso
Vakkennis houdt voor je leerlingen ook in dat je als leraar duidelijk en helder de leerstof uitlegt en daarvoor de nodige tijd voorziet. En ze verwachten ook dat je hen helpt bij het verwerken van de leerstof, dat je hen warm maakt voor de vakinhoud, en er samen met hen naar streeft dat ze een goed resultaat halen. Leerlingen appreciëren dus sterk dat je weet waarover je praat en dat je dat kunt vertalen naar de doelgroep aan wie je lesgeeft.
Echte leraren? zij die het leuk vinden om les te geven
“Als ze leeft voor haar vak. als je ziet dat ze werk in haar vak heeft gestoken. als ze haar leerstof niet aframmelt, maar echt geïnteresseerd is in haar vak, ja, dan …” Fleur (17), 5 tso
Als je leerlingen het gevoel hebben dat je als leraar met je vak en met hen bezig bent, dat je investeert in je vak, dat je bevlogen bent en leeft voor je vak, dan is dat een geweldige surplus. Ze appreciëren het als je tijd en moeite steekt in je lesvoorbereidingen en zoekt naar creatieve manieren en invalshoeken om je leerstof over te brengen.
“Hij hield zich misschien niet aan het leerplan, maar toch leerde hij ons op die manier zo veel meer.” Victor (15), 4 tso
Je leerlingen focussen niet echt op didactische werkvormen. Die vinden ze enkel belangrijk als ze de les aangenamer maken of als ze ervoor zorgen dat ze de inhoud beter begrij- pen. Ze waarderen het als je lesgeeft op de meest efficiënte en effectieve manier. Jongeren bewonderen de leraar die meer weet dan het puur noodzakelijke en die toont dat hij de actualiteit van zijn vak bijhoudt. Cruciaal is wel dat die extra's een meerwaarde bieden voor de les, dat ze meer doen dan de les ‘opleuken’. Lachen en plezier maken kunnen, maar zijn ondergeschikt aan bijleren en passie.
Lees hier (op Klasse.be) ook de tips:
3.Blijf op een veilige afstand
4.Wees je eigenste zelf
.
Een goed begin is het halve werk. Zeker bij ingewikkelde leerlingen. Het leuke van ons vak is dat je elke les weer opnieuw kan beginnen. Jongeren vergeten en vergeven, itt tot flink wat volwassenen, snel. ‘Het ging gisteren niet goed, maar ach vandaag is er weer een nieuwe dag'.
Goed afsluiten van een les is ook een kunst. Veel lessen eindigen met een aantal leerlingen die inpakken, de docent die nog wat probeert te zeggen en de bel die gaat.
Lesgeven is als een judowedstrijd: de buiging aan het begin en eind is essentieel. Respect voor elkaar en voor het spel.
Vandaar dat ik ook zo gegrepen ben door het idee en het boek “de vijf rollen van de leraar”. Martie Slooter geeft ons 5 rollen:
1. De gastheer: contact maken
2. De presentator: aandacht vangen
3. De didacticus: instructie geven
4. De pedagoog: creëren van een veilig klimaat
5. De afsluiter: reflectie op proces en inhoud
Ik vind het mooi dat ze de start en eind zo expliciet noemt als rol. En het woord ‘gastheer’ is goed gekozen. Laat leerlingen je gasten zijn die je verwelkomt. Niet weggekropen achter je bureau of je spullen nog pakkend bij de start. Ga bij de deur staan: kijk je leerlingen aan, zie ze echt (al is het maar voor 2 seconde), vraag iets (‘ik zie een boze blik, heb je wel zin?’) of geef een compliment (‘mooi dat je op tijd bent, Niels’). Give it a try...en de les zal anders zijn.
Maar nu eerst een heerlijke vakantie!
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.